Orthen

Voor de Tweede Wereldoorlog bestond Orthen uit lintbebouwing langs vier dijken: de Orthense Maasdijk, (ook wel Oude Rijksweg genoemd en nu de naam Orthen draagt). Deze liep van de noordkant van de stad ‘s-Hertogenbosch richting Hedel; de Engelse Dijk (dit was de oude weg naar Hedel en Engelen);de Ketsheuvel en Herven, die allebei richting Rosmalen uitgingen. Het land er omheen was een kale polder, die regelmatig onder water liep.

In de middeleeuwen was Orthen op een donk of een paar donken ontstaan, maar vanaf de veertiende eeuw werd de donk afgegraven en werden er dijken aangelegd.

In de negentiende eeuw eiste de aanleg van de spoorweg de afbraak van een flink aantal huizen en een paar grote branden veroorzaakten dat uiteindelijk alle huizen met rieten daken verdwenen op één na: een boerderij achter aan Herven heeft nog gedeeltelijk een rieten dakbedekking.

In het midden van de negentiende eeuw werd de grindweg naar Hedel aangelegd,het modderige pad over de Engelse dijk was nu niet meer de belangrijkste verbinding over land naar het noorden. Voor de aanleg van deze weg werd het water dat langs de oude stadsweg liep gedempt en ontstond er bebouwing langs deze weg vanaf de kruising met de Ketsheuvel. Dit stuk werd vooral vol gebouwd tussen 1880 en 1920; hier bouwde men boerderijen en arbeidershuizen met het geld dat men als compensatie had gekregen voor het afbreken van huizen in verband met de aanleg van de spoorweg naar Utrecht. Het verschil tussen arbeidershuizen en boerderijen is dat in de boerderijen stallen waren gebouwd waardoor ze veel groter waren.

De arbeidershuizen hadden slechts een schuurtje voor varken of geit achter het huis. Alle woonkamers waren op de begane grond en men sliep in de negentiende eeuw in bedsteden in de woonkamers. Als gezinnen erg groot werden zette men eigen getimmerde ledikanten op de onbeschoten zolders. Die zolders waren slechts met een ladder bereikbaar. Elektriciteit werd eerder in de huizen aangelegd dan waterleiding. Een kraan zat soms niet in het huis maar aan de voorkant van een huis; één kraan diende dan voor een paar gezinnen. Tot rond de Tweede Wereldoorlog werd er in de boerderijen water opgepompt, in de keuken of buiten. Verwarming en koken gebeurde tot het begin van de twintigste eeuw op open vuren in een schouw, waarin een ketel aan een ketting met haal hing,

Na de Tweede Wereldoorlog veranderde alles. De polder werd volgebouwd, water, gas en elektriciteit werd vanzelfsprekend in alle huizen.

Het leven veranderde volkomen.

bron : Heemkundekring De Orthense Schaar